Kirsten van den Hul: “De tweedeling in ons onderwijs begint al heel vroeg”
Gepubliceerd op 09/07/2020
Geschreven door Ischa Walburg
Een interview met PvdA-Kamerlid en onderwijswoordvoerder Kirsten van den Hul
De kwaliteit van primair, voortgezet en hoger onderwijs staat onder druk. Het lerarentekort groeit en de kansenongelijkheid dreigt toe te nemen, aldus Kirsten van den Hul. De PvdA heeft kritiek op het kabinetsbeleid, maar welke visie heeft de PvdA zélf op het onderwijs?
Ik heb je maidenspeech gezien in de tweede kamer, het ging niet alleen over je algemene visie op onderwijs, maar ook over ongelijkheid binnen het onderwijs. Hoe zou u die ongelijkheid binnen het onderwijs een halt toe willen roepen?
Hier heb je wel het allerbelangrijkste punt te pakken van de dingen waar ik me het meeste zorgen over maak. De tweedeling in ons onderwijs begint al heel vroeg, in de overgang van het primair onderwijs naar het voortgezet onderwijs bijvoorbeeld: kinderen met ouders die praktisch zijn opgeleid, worden vaak onderschat. En we zien dat het lerarentekort het zwaarst neerslaat op scholen met kinderen met een hoog risico op onderwijsachterstanden of een kwetsbare sociaaleconomische achtergrond. Tegelijkertijd groeit het schaduwonderwijs zoals bijlessen, examentraining en privaat onderwijs. Dit heeft ook te maken met de druk die sommige ouders zelf opleggen: alles wat minder is dan een havo- of vwo-advies is ‘niet goed genoeg’, dat vind ik best wel zorgwekkend. Tegelijkertijd er zijn ouders die kinderen niet goed kunnen helpen met hun huiswerk of geen huiswerkbegeleiding kunnen betalen. En ook ín de klas krijgen niet alle leerlingen de aandacht die ze verdienen, eveneens een direct gevolg van het lerarentekort. Door een grote groei aan categorale gymnasia staan brede scholengemeenschappen bovendien onder druk. Dat is zorgelijk, want wij geloven juist in de kansen van een brede scholengemeenschap, waar verschillende onderwijsniveaus samen onder een dak leskrijgen en op- en afstromen laagdrempelig is.
De PvdA heeft een noodpakket samengesteld voor het lerarentekort, om het probleem op de korte termijn op te lossen. Maar de PvdA heeft ook kritiek op dit kabinet vanwege het gebrek aan een langetermijnvisie. Wat zou een oplossing kunnen zijn om de ongelijkheid in het onderwijs te bestrijden?
Er zijn verschillende maatregelen die we voorstellen, in het noodpakket staan vooral maatregelen tegen het lerarentekort. Ik heb ook een initiatiefnota geschreven ‘gelijke kansen voor ieder kind, een leven lang’ en dat gaat over al die schakelmomenten waarop de kansenongelijkheid dreigt toe te nemen. Een maatregel om het lerarentekort tegen te gaan, is het dichten van de loonkloof tussen PO en VO, dat is fundamenteel. Daarnaast moet het voortgezet speciaal onderwijs in de cao van het VO en niet in de cao van het PO, waar die nu in zit. Op die scholen is het lerarentekort namelijk nog groter. Maatwerk moet ook mogelijk zijn, we willen een ‘gelijke kansen bonus’ introduceren die het mogelijk maakt om leraren een financiële prikkel te geven om op scholen te werken waar het moeilijk is om een leraar te vinden of in dienst te houden. Uit internationaal onderzoek, bijvoorbeeld uit de Verenigde Staten, blijkt dat zo’n bonus werkt.
Denkt u niet dat sommige docenten een moeilijke verhouding hebben met de PvdA, gezien een aantal bezuinigingen die gepaard zijn gegaan bij de invoer van passend onderwijs bij het vorige kabinet?
De doelen van Passend Onderwijs (maatwerk voor leerlingen op – voornamelijk – reguliere scholen) zijn nog steeds heel erg nobel en goed. Ik denk alleen dat we misschien te veel tegelijk wilden en onvoldoende oog hadden voor andere ontwikkelingen zoals het lerarentekort. De werkdruk is enorm toegenomen, en als je dan ook nog een klas krijgt waarbinnen tien kinderen die extra aandacht behoeven, dan vraagt dat extra aandacht en tijd die docenten nu niet hebben. Daarnaast spreek ik veel ouders die met hun handen in het haar zitten door passend onderwijs, omdat er voor heel veel kinderen nog steeds, ook met de komst van passend onderwijs, geen goede plek in het onderwijs is. Daarin zien we ook grote regionale verschillen. Wij pleiten daarom voor landelijke basisondersteuning, zodat je als docent beter weet wat er van je verwacht wordt en wat je kan verwachten als ouder en kind. Het is alleen niet een one-size-fits-all. Nemen mensen ons kwalijk dat we passend onderwijs hebben ingevoerd? Dat kan, er zijn ook reële zorgen over de effecten van passend onderwijs in tijden waarin het lerarentekort ongekend hoog is en de werkdruk toeneemt. We hadden liever extra geïnvesteerd toen we passend onderwijs invoerden, maar dat geld was er toen helaas niet. Wel zijn we erin geslaagd na een jarenlange nullijn (geen inkomensverbetering in een tijd waarin producten door economische ontwikkeling juist duurder worden) de docenten van die nullijn af te halen. Maar er is altijd meer nodig voor het onderwijs en zeker nu, daar blijf ik voor knokken.
Het primair onderwijs is op het moment erg in de aandacht, maar op het hoger onderwijs is natuurlijk in kabinet Rutte III ook veel bezuinigd. Verdient dat niet ook aandacht?
Jazeker, bezuinigingen waar ik me erg zorgen over maak, zijn de bezuinigingen op geesteswetenschappen. Ik begrijp dat er geld nodig is voor de technische universiteiten, maar dat mag niet ten koste gaan van de geesteswetenschappen. En dat is wat de minister van onderwijs momenteel wel voorstelt. Het is een misvatting om te denken dat we enkel mensen van de technische universiteit nodig hebben. Bij uitdagingen op het gebied van bijvoorbeeld klimaat en zorg hebben we interdisciplinariteit nodig. Daarom ben ik met een brede alliantie van studentenorganisaties en vakbonden een petitie gestart om de geesteswetenschappen te redden, maar helaas heeft de minister niet naar ons te willen luisteren. Op dit moment is ons hoger onderwijs van topkwaliteit, maar die kwaliteit staat wel onder toenemende druk.
“Het is een misvatting om te denken dat we enkel mensen van de technische universiteit nodig hebben”
Maar het is dus wel duidelijk dat er iets moet veranderen. Wat zou een verandering zijn die bij je opkomt?
Ik denk dat we moeten kijken naar de grenzen aan de groei. Iedereen die wil studeren, zou moeten kunnen studeren. Het is heel goed dat we hier toegankelijke universiteiten hebben, maar we moeten er bijvoorbeeld voor waken dat internationale studenten in ons hoger onderwijs een verdienmodel worden. Dat dreigen zij nu wel te worden. Daarom hebben we samen met GroenLinks voorstellen gedaan om ervoor te zorgen dat het geen verdienmodel wordt. Daarnaast heb ik voorstellen gedaan om extra aandacht voor studenten die dat nodig hebben en een zorgcoördinator op elke school voor studenten met een beperking te realiseren.
Maar momenteel worden universiteiten afgestraft wanneer studenten langer studeren.
Er zijn inderdaad nog steeds perverse prikkels, daar moeten we kritisch naar kijken. Het systeem moet natuurlijk toegankelijk en betaalbaar blijven, maar er moet geen perverse prikkel aanwezig zijn.
“Op dit moment is ons hoger onderwijs van topkwaliteit, maar die kwaliteit staat wel onder toenemende druk.”
We hebben het gehad over gelijkheid binnen het onderwijs. De basisbeurs en het huidige leenstelsel hangen daar nauw mee samen. Waarom pleit de PvdA de laatste tijd weer voor het invoeren van een basisbeurs?
Wij hebben altijd gezegd: we kijken goed wat de effecten zijn. De doelstelling is altijd tweeledig, de kwaliteit van het onderwijs moet gewaarborgd worden en het hoger onderwijs moet toegankelijk zijn. Op dit moment staan beide onder druk. De werkdruk is te hoog, wat ten koste dreigt te gaan van de kwaliteit. En wat betreft toegankelijkheid ervaren studenten een drempel wanneer ze naar het hoger onderwijs zouden willen, door de schulden die ze opbouwen. Die drempel wordt versterkt door andere ontwikkelingen. Probeer bijvoorbeeld maar een huis te vinden als je studeert of net klaar bent, daarnaast is er ook nog een hoge prestatiedruk die studenten voelen. Geld zou geen obstakel moeten zijn om te gaan studeren. We komen nu tot de conclusie dat we moeten bijsturen.
We leven nu ook in een tijd waarin er een duidelijke framing aanwezig is van lager- en hogeropgeleiden. Laagopgeleiden worden daarbij vaak in een negatief daglicht gezet, moeten we niet iets doen aan die benaming?
Jazeker. Ik heb het ook liever over praktisch opgeleiden dan laagopgeleiden. Een leven lang ontwikkelen moet niet alleen zijn weggelegd voor hogeropgeleiden. Maar ook voor praktisch opgeleiden die hun baan misschien zien verdwijnen door robots. Ik kom nu nog te vaak kinderen tegen op het hbo, die op het mbo veel beter op hun plek zouden zitten. Maar die zijn door hun ouders en de eerder genoemde soms perverse prikkels in ons huidige schoolsysteem die kant op geduwd. Bovendien zien we dat de banenkansen voor mbo’ers op dit moment soms zelfs groter zijn dan die van hoogopgeleiden, wat dat betreft is het mbo een slimme keus. Waar ik trots op ben is dat we ervoor hebben kunnen zorgen dat hbo- en mbo stagiaires binnen het rijk hetzelfde betaalt krijgen. Het zijn kleine stappen om te laten zien dat het mbo minstens zoveel meetelt.
Is er nog een probleem in het huidige onderwijs wat we niet hebben besproken, maar dat je wel ter berde wil brengen?
Dat gaat over gendergelijkheid. Er is nog steeds sprake van een traditionele rolverdeling en dat begint in de schoolboeken. Dit punt – stereotypering – zou ik nog even toelichten: Je ziet bijvoorbeeld dat in Nederland minder meiden voor een technisch profiel kiezen dan in andere landen. Nederland loopt ook gigantisch achter als je kijkt naar het aantal vrouwelijke hoogleraren. Als we het hebben over gelijke kansen, is dus ook gendergelijkheid een belangrijk aspect om te benoemen. Ik vraag de minister dus ook om in gesprek te gaan met educatieve uitgeverijen over de stereotypering in schoolboeken.