Het geluk van de moderne werknemer
Gepubliceerd op 15/05/2017
Geschreven door Wouter de Hoog
In de negentiende eeuw ontstond het idee van een vakbond, en voor een periode van anderhalve eeuw waren de ledenaantallen en successen van Nederlandse vakbewegingen spectaculair. Tegenwoordig is de opluchting echter groot als, zoals in 2016, de krimp slechts 17.000 leden betrof. Tegelijk twijfelen sommige partijen openlijk aan de rol van de vakbond in ons poldermodel. Heeft de vakbond nog wel nut voor de moderne werknemer?
“Gansch het raderwerk staat stil, als uw machtige arm het wil”, een beroemde zin van een eveneens beroemde poster bij de spoorstaking van 1903. De negentiende eeuw werd de tijd waarin alles veranderde. Wonderen magnifieker dan de Hangende tuinen van Babylon werden wekelijks opgeleverd, ontdekkingen grootser dan die van Columbus domineerden de krantenkoppen en de bovenlaag van de bevolking had ongeëvenaarde rijkdommen tot haar beschikking. Waar grote veranderingen plaatsvinden, kijkt de Romeinse god Janus toe. Een god met zowel aan de voor- als achterzijde een gezicht: de voorzijde kijkt hoopvol naar de toekomst, de achterzijde melancholisch naar het verleden. Waar de bovenlaag van de samenleving genoot van haar verworven luxe, keek de onderlaag met weemoed terug naar het verleden. Voor de verandering bepaalde de agrarische bevolking min of meer zelf het product dat ze wilde vervaardigen, de tijd dat ze eraan wilde besteden en op welke plek zij het product maakte. De bevolking verloor grip op deze zaken toen het platteland naar de stad trok om daar in grote fabriekshallen een werkweek van 75 uur te draaien. Waar voorheen bekwaamheid en vakmanschap centraal stonden, zette de industriële revolutie deze waarden buitenspel: het werd belangrijk geacht dat je bereid was om voor zo min mogelijk geld een routineklus uit te voeren. Dit had zijn weerslag op het gemoed van de arbeider in de fabriek. Waar hij vroeger trots was op zijn zelf-vervaardigde stoel, was hij nu trots op de saamhorigheid onder de arbeidskameraden. De vakbeweging heeft meegeholpen om deze nieuwe identiteit van arbeider te faciliteren. Als arbeiders samenhorig zijn, dan kunnen zij dingen eisen die voor een individu onmogelijk zijn om te eisen. Het is enkel mogelijk om het raderwerk stil te zetten door een collectief dat samenhorig is. In 2017 lijken we dit vergeten te zijn: ledenaantallen van vakbonden krimpen al zeventien jaar op een rij. Het is enkel mogelijk voor de vakbond om weer aan betekenis te winnen als zij zich niet enkel toelegt op het vergroten van materiële welvaart, maar tevens investeert in menselijk geluk op de werkvloer.
Geluk van de werknemer
Mijn stellige overtuiging is dat vakbonden die geluk niet centraal zetten in hun beleid niet kunnen overleven. De werkomstandigheden voor werknemers zijn sinds de negentiende eeuw sterk verbeterd door inzet van vakbonden. Het is nu zaak om het geluk van werknemers te verbeteren. Hoewel het moeilijk is om een ontevreden werknemer te vinden in Nederland, blijft volgens Eurostat het percentage ‘zeer tevreden werknemers’ achter bij het Europese gemiddelde en zeker bij Scandinavische landen. Een filosofisch betoog over geluk zal de zaak niet dienen, maar een behoeftetheorie geïnspireerd op geluk des te meer. De bekendste theorie is wellicht de theorie van Maslow. Hij stelt dat de mens behoefte heeft aan: zekerheid, saamhorigheid, waardering en zelfrealisatie. In het moderne kapitalistisch systeem lijkt het moeilijk om deze behoeftes te bevredigen. Vakbonden zijn van meerwaarde als zij zich inzetten om het kapitalisme een halt toe te roepen op het moment dat het geluk van werknemers onder druk staat.
De mens geeft de voorkeur aan een ordelijk en voorspelbare wereld. De krantenjongen die miljonair werd, was voor het bestaan de moderne samenleving niet mogelijk. Dit zorgde voor onrecht maar gelijktijdig voor zekerheid. Nu de wereld minder voorspelbaar is, moet een werknemer zich constant bewijzen als de meeste geschikte kandidaat voor de job. Dit zorgt voor stress en frustratie. Je moet constant op de hoogte zijn van de laatste trends binnen je vakgebied en tegelijkertijd kan je volgende maand een andere functie hebben. Waar Maslow zekerheid ziet als voorwaarde voor een gelukkig leven, is de afgelopen jaren ingezet op flexibilisering van de arbeidsmarkt. Het gevoerde beleid zorgt dat Nederland in Europa het op een na hoogste percentage van werknemers heeft met een tijdelijk contract. Meer dan 1 op de 5 werknemers werkt onder een tijdelijk contract. Daarnaast lijkt de verhouding tussen de winst voor de werkgever en de beloning voor de werknemer zoek. Tijdens de aandeelvergadering van Ahold sprak vulploegmedewerker Soufian (19 jaar oud) de CEO aan: “Meneer Boer, u verdiende in 2013 zo’n 3,7 miljoen euro (…) om uw loon te evenaren moet ik 299 jaar werken.” Tijdelijke werknemers worden gezien als instrument voor een hoger doel: zo’n hoge mogelijke winst voor de aandeelhouder. Waar (neo)marxisten vroeger hoop koesterden dat de waarden als vriendschappelijkheid en solidariteit centraal kwamen te staan onder arbeiders, zijn we beland in een wereld waar eigenbelang de belangrijkste waarde is. De collega’s veranderen per jaar van gezicht, waardoor men weinig aandacht besteedt aan het leren kennen van de ander. Hierdoor neemt het respect en de vriendschappelijkheid onder collega’s af. Iedereen werkt voor een korte periode naar een bepaald doel toe en na verwezenlijking van het doel scheiden de wegen van de groepsleden. In een concurrerende omgeving heb ik geen geduld voor die ene collega die niet begrijpt hoe zijn mail werkt. Ik moet mij houden aan een strikte planning. Een middag uittrekken om mijn collega het mailingsysteem uit te leggen, is niet mogelijk. Ik word zelfs aangezet om te klagen tegen de manager over mijn onkundige collega. Mijn arbeidsproces is afhankelijk van zijn voortgang. Als ik niet klaag dan kan ik mijn werk niet voortzetten, ben ik medeschuldig aan het mislopen van de deadline en kan ik fluiten naar verlening van mijn contract. Dit komt de sfeer op de werkvloer niet ten goede en zorgt voor een terughoudende benadering van collega’s.
De moderne werknemer voelt zich niet langer onderdeel van een klasse of arbeidscategorie. Hij is losgeslagen van het principe dat voor de vakbond altijd cruciaal is geweest voor succes: het collectivisme. Hoe groot de verandering ook was voor de plattelandsbevolking in de negentiende en twintigste eeuw, ze voelde zich verbonden met broeders die hetzelfde lot ondergingen. Vriendschap en solidariteit brachten de verandering voort die het levensgenot van de arbeider en zijn gezin ten goede kwam. Hij kon zichzelf toeleggen op zijn vak, omdat hij zeker was van zijn functie. Hij kon investeren in dingen die betekenis aan het leven geven. Literatuur, kunst en muziek werden toegankelijk voor hem. Deze zelfontplooiing staat onder druk in een samenleving waar tijdelijke contracten veelvoorkomend zijn. Werkgevers investeren niet in talenten van werknemers als zij een tijdelijk contract hebben. Daarnaast heeft de tijdelijke werknemer geen tijd om zich toe te leggen op het actualiseren van zijn eigen talenten. Het is voor hem van belang om nu resultaten te generen. Hij is een individu geworden dat geen binding heeft met gelijksoortige, maar de gelijksoortige ziet als bedreiging voor zijn eigen individuele belang. Zodra hij met zijn hoofd niet boven het maaiveld uitkomt, is hij geen interessante bedrijfsinvestering voor een werkgever. De moderne werknemer levert een constante slag met andere werknemers, hij moet hen voor blijven.
De taak van de moderne vakbond
Sinds de jaren twintig is het loon van een arbeider verviervoudigd, de bescherming van de werknemer toegenomen en zijn er kortere werkweken. Een enorm succes van de vakbeweging. Paarse kabinetten geloofden dat flexwerken goed was voor de concurrentiepositie van Nederland. Inmiddels is het flexwerken doorgeslagen. Een typerend voorbeeld van deze doorgeslagen flexibilisering is maaltijdbezorger Deliveroo. Op de Dag van de Arbeid zei deze onderneming tegen haar fietskoeriers dat ze niet langer in dienst waren van Deliveroo, maar dat de werknemers zelfstandige ondernemers konden worden en als opdrachtnemers dezelfde pakketten mochten rondbrengen. Hierdoor worden de koeriers per ritje betaald in plaats van per uur en zijn de koeriers zelf verantwoordelijk voor hun materiaal, verzekeringspapieren, vakantiegeld en pensioenopbouw. Het gevolg is een hogere dividenduitkering voor de aandeelhouder en een daling van het geluk voor de fietskoeriers. Het geluk van werknemers is hier zodanig in het gedrang dat vakbonden, gemeenschap en politiek moeten optreden.
Daarnaast is het van belang dat de vakbond weer een utopisch socialisme bedrijft, zodat de fundamentele behoeftes van de mens centraal staan op de werkvloer. De moeilijke opdracht is om het collectivisme en de solidariteit onder werknemers aan te spreken. Het solidariteitsgevoel heeft een flinke knauw gekregen door te ver doorgevoerde flexibilisering van de arbeidsmarkt. Hoewel de werkende Nederlander nog nooit zo rijk is geweest als nu, voelen sommigen zich ook machteloos tegenover de werkgever. Het surplus aan kapitaal van werknemers wordt liever geïnvesteerd in de nieuwste IPhone dan in zelfontplooiing. Wanneer het overschot van het werknemerskapitaal collectief wordt geïnvesteerd in bedrijfsaandelen, dan krijgt de werknemer echte macht over de werkgever. Het leidt tot baanzekerheid, loyaliteit op de werkvloer en investeringen in talenten. Via zulke utopisch voorstellen voelen de werknemers zich collectief aangesproken en zien zij mogelijkheid om een vuist te maken tegen winstbejag van externe aandeelhouders ten koste van hun geluk.
Voor deze utopische droom is het nodig dat de vakbonden evolueren naar de Romeinse God Janus met zijn twee gezichten. Het melancholisch terugkijken op de resultaten uit het verleden geeft de vakbond geen nieuw elan. Wel is de achterzijde van Janus’ gezicht nodig om de verdere inperking van geluk van werknemers tegen te houden, we mogen niet vergeten wat we door de jaren hebben opgebouwd. De ogen aan de voorzijde van Janus’ gezicht moeten weer strijdig naar de toekomst kijken. Het is de taak van de vakbond om met oplossingen te komen waardoor Nederlandse werknemers weer gaan behoren tot de gelukkigste werknemers ter wereld.